Daarvoor en daarna
Het regent op de trein; ik ga naar Rotterdam. Het water loopt langs de ramen, op de andere kant van deze glazen wand. Ik denk aan mijn vriendin in Frankrijk. Zij gaat naar Mozambique rond de jaarwisseling met haar man, en vlak daarna gaat ze alleen naar Zuid-Amerika voor een 3-maanden zelfgeplande zelfbewustheidsonderzoek.
Zij heeft mij uitgenodigd naar haar verjaardagsfeestje in September. Zij wordt dertig. Ik ben blij, zelfs geëerd om haar als kennis te kunnen tellen. Toen wij elkaar ontmoeten, meer dan tien jaar geleden, wist zij nog niet precies wat zij met haar leven ging doen. Misschien ontwikkelingshulp in Afrika, iets over uitbreiden van telecomgebruik in de armste regio’s van dit continent. Uiteindelijk is het een onopgeloste dualiteit geworden: een saaie werkleven in Parijs en een spannende reistocht door de derde wereld tijdens haar vrije tijd.
Wat haalt zij daarmee? Wat voor gevoelens krijg je als observerende, allemachtige toerist in een omgeving waar je eigenlijk niet bij hoort? Ik durf nog niet vragen, maar misschien doe ik dat over twee maanden.
Dertig. Op z’n dertigste hoort men te weten waarmee men zich bezig houdt. Of toch? Zoiets heb ik ooit gehoord. Genoeg om erover na te denken.
Feitelijk is dat de grootse leugen dat jongeren krijgen te horen totdat ze een duidelijke mening voor zichzelf onthullen. Deze leugen is een dreiging voor volgende generaties te slagen waar het ons niet gelukt is.
Toch heb ik er wel over nagedacht. De laatste tijd besefte ik dat ik twee fases in het leven kan herkennen.
Er komt ten eerste een tijd waar je de zekerheid hebt dat een vorm van ultieme “waarheid” bestaat. Deze zekerheid is intuïtief, zeer vroeg geleerd, en buiten bewustheid. Om deze waarheid te kunnen kennen is dan een “doel” waar iedereen op zoek naar blijkt te zijn, maar zonder het duidelijk te beseffen. Op deze fase begrijp je ook intuïtief dat er ergens iemand bestaat die deze waarheid kunt herkennen, als het ooit bereikt wordt. Misschien ben jij dat mens niet, maar toch moet je blijven doorzoeken. Kort gezegd, wordt er bewusteloos aangenomen dat het ideaal van Plato ergens bestaat, en dat die uiteindelijk uitgevonden moet worden. De kern van deze ingeving is dat de uitvinding überhaupt mogelijk is, als natuurlijke en onontkoombare gevolgen van universele toenemende kennis.
Op zoek naar het ideaal, worden fouten gemaakt, vergist mens zich vaak op praktische punten. Ongeacht de obstakels, ontstaat optimisme (een vorm van intuïtieve geloof) als dreiging om door te gaan, kijkende naar een vage illusie van wat de ultieme waarheid zou moeten zijn — of echter, hoe het liever zou moeten zijn.
De intelligente mens ontwikkelt ook vaak — nog steeds onbewust — een strategie om zijn zoek te optimaliseren. Omdat de ultieme waarheid een gevolg is van de kennis, wordt er geleerd over de wereld, over filosofie, over de natuur, etc. Omdat er ook aangenomen wordt dat alle mensen in het verleden ook op zoek waren naar hetzelfde ideaal, wordt er ook diep in de geschiedenis gekeken, naar vergeten tekens van hypothetische eerdere successen.
Het keerpunt van deze fase gebeurt als men bewust wordt van dit zoekproces. De rationele mens moet zich dan twee vragen stellen met diepgaande gevolgen:
- bestaat er überhaupt een ultieme waarheid eigenlijk?
- als het wel bestaat, kunt überhaupt men het herkennen?
Geconfronteerd met die twee vragen, weet de leerzame mens al langs dat er geen bewijs en geen redenering nog bestaan die een rationele antwoord op deze vragen mogelijk maken.
Er zijn dan twee mogelijkheden. Men kunt dan zich bewust op zoek richten naar een antwoord op díe twee vragen. Zó wordt men actief filosoof. Of men kunt een antwoord op die vragen stellen; en zodra zo’n antwoord geformuleerd wordt, wat het precies bevat dan ook, wordt het een bewuste geloof. En zó wordt men actief spiritueel. Of misschien nog iets ergens tussenin, met een gestelde antwoord op een vraag en steeds (bewust) op zoek naar en antwoord op de tweede.
Zoals met liefde, lust, geboorte, en dood is deze bewustheid relatief onvoorstelbaar voor degene die het nog niet ervaren heeft. Zo begint iedere tweede fase in het leven: een grens tussen het “vóór” en het “na”. En natuurlijk heeft die soort grens ook een invloed op de relaties binnen families en tussen vrienden.
Wij hebben waarschijnlijk met elkaar kennis gemaakt op onze fase zonder bewustheid. Hoe wordt het nu met jou? Ben je er al? En je vrienden? etc.
Het wordt gezegd dat het leven te kort is om telkens weer over z’n “eerste keer” te praten; toch vind ik het wel spannend.